Rondom Franz Svitek: Een dossier

Ongepubliceerd materiaal omtrent een Oud-Katholieke zielzorger in Banholt, 1880-1881
Samengesteld en geannoteerd door Joep Leerssen

De betrokkenen


Ga naar Vorig item (Inleiding) — InhoudsopgaveVolgend item (Bastings aan Paredis, oktober 1880)


Winand Bastings. Pannenfabrikant te Terhorst bij Banholt, broer van wethouder Nicolaas Bastings, wierp zich sinds maart 1879 op als eigenaar van de opstal van de Banholtse kerk en beheerder van een stichting “ter behartiging van de geestelijke belangen der Roomsch-katholieke ingezetenen van Banholt-Terhorst”. Regelt de komst van Svitek naar Banholt en verleent hem onderdak.

Franz Svitek. Oud-Katholiek priester met als eerdere standplaats Kreibitz bij Warnsdorf, Noord-Bohemen; betrekkelijk jong en onervaren (hij schrijft dat hij pas vier jaar tevoren gewijd was). Hij had zich bij de Oud-Katholieke gemeenschap gevoegd die in Warnsdorf gevormd was rond Anton Nittel.1 De meeste bronnen over hem zijn vijandig en polemiserend en moeten omzichtig gebruikt worden.2 Hij lijkt na zijn vertrek uit Banholt en een verblijf in een jezuïetenklooster in Teplitz (Teplice, Noord-Bohemen) in de herfst van 1881 te zijn teruggekeerd in de RK priesterstand en herderlijke diensten te hebben verricht in het bisdom waar hij vandaan kwam, Litoměrice. Een Franc. Svitek wordt in latere priesterlijsten van dat bisdom genoemd als zijnde geboren in Divice op 29 juni 1851, gewijd op 14 juli 1877, en overleden in 1909, pastoor van Kalek/Kallich en, na zijn pensionering aldaar, kapelaan van de slotkapel van Kasteel Vršovice bij Obora.3 Die pensionering kwam op behoorlijk jonge leeftijd en de functie van slotkapelaan lijkt een soort sinecure te zijn geweest.

Joseph Hubert Reinkens (Burtscheid 1821 – Bonn 1896), Oud-Katholiek bisschop in Duitsland. Werkte zich uit armelijke omstandigheden op. Priesterwijding 1848, promotie in de theologie 1850, aanstellingen aan de universiteit van Breslau jaren-1850, hoogleraar kerkgeschiedenis aldaar 1857, rector magnificus 1865-66. Als tegenstander van de pauselijke onfeilbaarheid werd hij in 1872 geëxcommuniceerd en in 1873 in Keulen gekozen tot bisschop van de Duitse Oud-Katholieke kerk. In dat jaar werd hij tot bisschop gewijd door Herman Heykamp, Oud-Katholiek bisschop van Deventer, en oom van Johannes Heykamp. Reinkens zou op zijn beurt Johannes Heykamp tot bisschop wijden in 1875. Over hem: Reinkens 1906.

Johannes Heykamp (Utrecht 1824–1892) van 1875 tot zijn dood aartsbisschop van de Oud-bisschoppelijke Cleresie van Utrecht. Sinds de Jansenistische controverses werden in deze Cleresie autonoom aartsbisschoppen benoemd, tegen het pauselijk gezag in. In deze jaren kwam de Cleresie in het vaarwater van de oud-Katholieke beweging, die met Rome had gebroken door het in 1870 gedefinieerde dogma van de pauselijke onfeilbaarheid af te wijzen. Heijkamp consolideerde de positie van de Oud-Katholieke kerk in verzuilend Nederland. Hij was tegenstander van het wereldlijk gezag en de kerkelijke suprematie van de paus maar benadrukte in zijn theologie eerder de overeenkomsten dan de verschillen tussen het Oud- en Rooms-Katholicisme. Aanvankelijk afhoudend jegens de Anglicaanse kerk (die hij, in tegenstelling tot zijn eigen Cleresie, als schismatiek beschouwde), tekende hij in 1889 de “Utrechtse Verklaring”, waarmee de Anglicaanse kerk en de Duitse en Nederlandse Oud-Katholieke kerken zich tot een internationaal kerkgenootschap verbonden. Over hem: Moss 1948, Schoon 2004.

Petrus Hofstede de Groot (1802–1886), hoogleraar aan de universiteit Groningen 1829-1872. Hij was geïnteresseerd in het Oud-Katholicisme en had tijdens een studiereis naar Bonn Reinkens leren kennen; beiden deelden een kerkhistorisch interesse in Clemens Romanus. (Vree 2017). Zijn neef Cornelis Philippus de Groot4 was in de loop van 1880 aangetreden als predikant in Gulpen, en bleef dat tot zijn overplaatsing naar Maastricht in 1892.

Noot over plaatsen en namen

In Nederlandse bronnen wordt Svitek ook wel met een extra -c- als “Sviteck” gespeld, hijzelf gebruikt de Tsjechische standaardspelling zonder c. In de overlevering is hem vaker het adellijke partikel “von” toegedicht; dat vind ik nergens in de correspondentie gestaafd.

De Oud-Katholieke kringen waaruit Svitek afkomstig was waren Sudeten-Duits; de plaatsen die in verband met hem genoemd worden liggen allemaal in Noord-Bohemen, tegen de Saksische grens ten zuidoosten van Dresden. Ik geef hier de Duitstalige plaatsnamen zoals ze ook in de toenmalige bronnen gebruikt werden. Ze verhouden zich als volgt tot hun huidige Tsjechische equivalenten:
Kallich – Kalek
Kreibitz – Chřibská
Niemes – Mimoň
Teplitz – Teplice
Warnsdorf – Varnsdorf

Ook de Limburgse plaatsnamen hebben hun varianten. De plaatsnamen Mheer en Banholt zijn verhaspelde  transliteraties van de lokale Limburgstalige namen die worden uitgesproken als “Mehr” (rijmend op het Franse mère) en “te Bannet”; de h in Mheer is verwisseld met de e, en de l in Banholt is (net als bij “Rijkholt”) een intrusieve hypercorrectie. In geschreven teksten, waarbij de schrijvers het Standaard-Nederlands, Frans of Duits als spellingkader hanteren, wordt Banholt meestal franciserend gespeld als Banhoult, Mheer soms als M’heer (wat een onderliggend denkpatroon *Meher impliceert).


1  Anton Nittel (1826-1907) uit Warnsdorf (heden Varnsdorf), had het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid verworpen in 1871 en was daardoor in het centrum van een “Politischer Katholikenverein” komen te staan. Deze vereniging vormde in 1872 een kerkgenootschap met hemzelf als pastoor. Zij verkregen overheidserkenning in 1877. Nittel maakte van Warnsdorf een centrum van de Oud-Katholieke beweging in het Habsburgse Rijk. De neo-Romaanse kerk aldaar, gebouwd in 1873-74, fungeerde vanaf 1897 als bisschopszetel van de Oostenrijkse Oud-Katholieke Kerk. Nittel zelf stond als Sudeten-Duitser vijandig tegenover de Tsjechische nationale beweging en sympathiseerde met Grootduits nationalisme (vgl. zijn brochure Los von Rom, Los von Prag, 1898). Over hem: Rennenthaler 2008, “Old-Catholicism in Austria” 1878.

2 Zo bijv. De Maasbode, 8 febr. 1881, waar hem in schrille kleuren grof wangedrag wordt aangewreven, met vermelding van een overplaatsing van zijn aanvankelijke standplaats Niemes naar Kreibitz. Dat dit stuk met grove hagel schiet blijkt uit de foutieve toeschrijving aan hem van Nittels brochure Los von Rom (vgl. noot 1 bovenstaand).

3 Courrier de la Meuse, 29 sept. 1881; Catalogus 1909, 169, 252; Volkery 1937. Harry van der Bruggen vermeldt in een persoonlijk schrijven (5-6-2021) dat Svitek in 1889–1891 begrafenissen verrichtte in het Netschung/Načetin. Dat gehucht ressorteert onder de parochie Kalek, dus de pensionering en overplaatsing naar Vršovice moet nadien zijn gebeurd.

4 Hier moet een familieknoop worden ontward. De bronnen verwisselen de Gulpense dominee vaak met zijn bijna-naamgenoot Philippus Cornelis Hofstede de Groot (Groningen 1829–1884), een zoon van Petrus en net als deze theoloog aan de Groningse universiteit. De Gulpense predikant was echter een ander. Om te beginnen heette hij gewoon “De Groot”. Zijn oom Petrus had de familienaam verdubbeld door de meisjesnaam van zijn moeder (Hofstede) voor die van zijn vader (de Groot) te plakken. Maar Petrus’ oudere broer Dirk Albertus de Groot (1796–1878) had dat niet nodig gevonden, en diens zoon Cornelis Philippus de Groot (Woltersum 1826 – Brummen 1900) ging dus ook zonder Hofstede door het leven. Het was deze De Groot die in 1880 predikant werd in Gulpen.


Ga naar Vorig item (Inleiding) — InhoudsopgaveVolgend item (Bastings aan Paredis, oktober 1880)