< vorige || inhoudsoverzicht || volgende >
CULTURELE PRESENTIE EN STATUS VAN HET LIMBURGS
De nadrukkelijke presentie van het Limburgs in vele sferen van het openbare leven bestrijkt ook het culturele vlak. De populaire muziek maakt al vele jaren gebruik van het Limburgs; niet alleen getuigt dit van een aanhoudend, flexibel en vitaal elan van het Limburgs onder Limburgers,1 de desbetreffende artiesten hebben al enkele decennia een landelijke uitstraling (J. Erens, Janse Bagge Bend, Beppie Kraft, Gé Reinders, Rowwen Hêze). Er is bovendien een traditie van Limburgstalig cabaret. Die traditie reikt van de op Rijnlandse leest geschoeide, zeer populaire maar seizoensgebonden carnavalistische conférence ("buut": Pierre Cnoops, Jan Pollux)2 tot de toneelmonologen en liederen van Ger Bertholet en een levendige en wijdverbreide cabaret-kleinkunst. Ook in de film wordt gebruik gemaakt van het Limburgs, zo bijv. Partizanen (regie Theu Boermans).
Een traditie van Limburgstalig volkstoneel (meestal kluchten) is nog steeds present, bijvoorbeeld in de blijspelen van Stelsmann en de musicals van Paul Weelen, en heeft daarnaast ook ambitieuzer werk opgeleverd (Bertholet, Boermans, Veugelers). Toneelwerken van Shakespeare en Molière zijn in het Limburgs vertaald (Boermans sr., De Bruin, Theater Op de Kamp). Vermelding verdient voorts de nog steeds zeer populaire Limburgstalige opéra comique, die, naast het hedendaagse bedrijf, met name in het werk van Olterdissen (1865- 1923) evergreens heeft opgeleverd met een aanhoudende populariteit (Trijn de Begijn,<1> De Kaptein vaan Köpenick); tevens verdient Seipgens’ Schinderhannes vermelding (Roermond, 1864).
Naast zulke, eerder op het gesproken (of gezongen) woord gerichte cultuuruitingen, die op geluidsdragers (LP, CD) in de gehele provincie verkrijgbaar zijn, kent ook het geschreven Limburgs een rijk verleden en een bloeiende praktijk. De Limburgse streektaal in haar diverse varianten gold als vanzelfsprekende schrijftaal in de laat-Middeleeuwse praktijk (vóór het gestandaardiseerde gebruik van AN). Het Maastrichts kent aldus een geschreven traditie die tot in de veertiende eeuw terugreikt.3 Als literair medium zijn de stedelijke dialecten van het Limburgs (vooral het Maastrichts) vanaf het begin van de negentiende eeuw gebruikt; zo bijvoorbeeld Th. Weustenraad, De Persessie vaan Sjerrepenheuvel (ca 1825; meest recente uitgave: red. L. Spronck, Maastricht, 1994). Voornoemde Fons Olterdissen schreef ook proza (Prozawerken, Maastricht, 1926), en ook op het gebied van de geschiedschrijving is van het Limburgs gebruik gemaakt (Edm. Jaspar, Kint geer eur eige stad?, Maastricht, 1936; derde druk, 1968). Er bestaat een evangelie-vertaling, en een volledige bijbelvertaling is thans in voorbereiding. Vanaf de negentiende eeuw is het Limburgs in diverse delen van de provincie gebruikt voor gedichten en bijdragen in kranten en tijdschriften. Een aanzienlijk aantal dialectverhalen, -gedichten en -romans is sinds het begin van deze eeuw in druk verschenen; een toonaangevende bloemlezing werd in 1976 gepubliceerd onder de titel Mosalect. Dergelijke initiatieven zijn sinds 1926 gebundeld door de toen opgerichte vereniging voor Limburgse volkscultuur, Veldeke,4 met een eigen tweemaandelijks tijdschrift (Veldeke) dat thans zijn 71e jaargang ingaat. Was zulke dialectliteratuur tot ca. de jaren 1950 tamelijk nostalgisch en conventioneel, sindsdien heeft zij een hogere vlucht genomen, met meer zin voor serieuze onderwerpen, vorm-experimenten en cosmopolitische invloeden (Bertholet, Criens, Erkens, Graus, Kuipers, Leerssen) .Ook hier heeft de vereniging Veldeke een sturende rol gespeeld: een werkgroep "Veldeke Literair" fungeert sinds enkele jaren; sinds enige tijd wordt er onder auspiciën van Veldeke jaarlijks een literaire prijs verleend, de door beide Provincies Limburg gedoteerde "Groet-Limburgse Veldeke Dialectpries"; en moderne teksten worden gepubliceerd in een sinds 1992 bestaande reeks "Veldeke Literair", waarin tot op heden zes delen zijn verschenen.
Veldeke heeft ook de aanzet gegeven voor een gestandaardiseerde ortho- grafie van het Limburgs - een complexe opgave, gegeven de grote mate van variëteit tussen de diverse Limburgse dialecten. De Veldeke-Spelling vindt steeds meer ingang en geldt als de officiële provinciale norm.5
Van de Nederlandse streektalen is het Limburgs een van de meest intensief bestudeerde. De dialectwoordenschat is geïnventariseerd in een groot aantal deelstudies en lokale woordenboeken, getuige het bijgevoegde "lexicografisch overzicht"; bovendien loopt het zeer omvangrijke en ambitieuze projekt van een meerdelig Woordenboek van de Limburgse Dialecten (3 delen in elk twaalf afleveringen), waarvan de redactie gehuisvest is aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, en waarvan tot nu toe 17 afleveringen zijn verschenen. De in 1975 opgerichte Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde, die strikter wetenschappelijk is gericht dan de bredere culturele belangenvereniging Veldeke, telt ca. 150 leden en heeft inmiddels ca. 90 taalkundige brochures en bundels op het gebied van het Limburgs gepubliceerd. Veldeke en de VLDN entameren thans een gezamelijke reeks van publicaties, "Veldeke Taalstudies"
1 Van Marle concludeert uit deze langdurige en aanhoudende populariteit dat "in de Limburgse context dialect, ook onder de jeugd, nog altijd de ongedwongen omgangstaal is. Als terzijde zij hier opgemerkt dat het voorkomen van in dialect gezongen popmuziek bijgevolg een interessante, directe aanwijzing vormt voor de vitaliteit van de in Nederland gesproken streektalen." J. v. Marle, "Standaardtaal of dialect: Iets over taalkeuze bij het Nederlandstalig lied", Volkskundig bulletin, 21 (1995): 261-276 (268).
2 De cultuur rond vastenavond en carnaval is in de gehele provincie zeer vitaal. Zij bedient zich volledig van het Limburgs onder uitsluiting van iedere Nederlandstalige activiteit; er is zelfs sprake van een min of meer expliciete boycot van "Hollandse" carnavalsliedjes. Carnavalsbezigheden maken eerder deel uit van de efemere volkscultuur dan van de "hoge" cultuur, maar getuigen in hun humor, lied- en "buut"-teksten vaak van opmerkelijke creativiteit en esprit. Een en ander neemt een prominente plaats in in het regionale culturele identiteitsbesef.
3 Vgl. de bloemlezing Mestreechter spraok, doe zeute taol!, red. H.J.E. Endepols (Maastricht, 1933, derde druk 1978).
4 De Vereniging Veldeke heeft kringen in 11 Limburgse plaatsen en telt ca. 3500 actieve leden. Doelstelling is "het bevorderen en instandhouden van de volkscultuur, met name de dialecten in de beide Limburgen".
5 De definitieve beschrijving van de Veldeke-Spelling is neergelegd in Jan Notten, Aanwijzing voor de spelling van de Limburgse Dialekten (z.pl., 1983); eerdere spellingsregelingen waren ontworpen in 1942 (spelling-Roukens) en 1951 (spelling-Kats).