ADVIES INZAKE DE ERKENNING VAN HET LIMBURGS ALS STREEKTAAL

< vorige || inhoudsoverzicht || volgende >


4. SITUATIE VAN HET LIMBURGS M.B.T. DE ERKENNINGSCRITERIA

De werkgroep heeft de Limburgse taalsituatie getoetst aan de termen en doelstellingen van het Handvest. De bevindingen daaromtrent zijn neergelegd in een "Situatieschets betreffende het Limburgs", die als bijlage is bijgevoegd, en waarvan de voornaamste conclusies als volgt kunnen worden samengevat:

  • In vele kenmerkende eigenschappen vertoont het Limburgs niet alleen een sterke anderssoortigheid ten aanzien van het AN, maar ook sterke verwantschap met de Rijnlandse dialecten die in de aanpalende gebieden ten oosten van de Duitse grens worden gesproken. De door Kremer en Weijnen aangereikte attesten komen tot een soortgelijke bevinding.
  • De betrokkenheid van het Limburgs bij de vorming en codificering van het AN is na de Middeleeuwen vrijwel nihil geweest. Het door Berns aangereikte attest stelt iets soortgelijks.
  • Zoals ook Kremers attest stelt, kent het Limburgs binnen zijn eigen verspreidingsgebied een sterk maatschappelijk draagvlak en wordt het in vrijwel alle sferen van het regionale maatschappelijke culturele leven courant gebruikt; ook als medium voor cultuuruitingen, en in geschreven vorm, is het wijdverspreid.

Vergelijkenderwijs is de werkgroep de overtuiging toegedaan dat de criteria op grond waarvan het Nedersaksisch erkend is als streektaalonder de termen van het Handvest (Deel II) in minstens even sterke mate van toepassing zijn op de Limburgse taalsituatie. De werkgroep wordt in die overtuiging gesterkt door de attesten van de externe experts (Berns, Kremer, Weijnen).


< vorige || inhoudsoverzicht || volgende >

Online geplaatst op de website leerssen.nl op 14 augustus 2019. Het advies dateert van 1996 en weerspiegelt de talige en culturele situatie van dat jaar. Er is geen poging gedaan om de tekst of de bronverwijzingen op de stand van latere jaren te brengen.